Levens

"Dumpstore" stond er boven de deur van een groot, hoog pakhuis dat zich in het oude, ooit bloeiende, industriële gedeelte van de stad bevond.

Lange rijen rekken met leren jassen, camouflagepakken, helmen en met vlekken getekende oliekleding strekten zich voor me uit. Een stoffige lichtbundel vanuit een hoog raam maakte dat ik nog net kon zien wat ik aan het doen was.

Omdat mijn oude jas werkelijk tot op de draad versleten was, had ik een nieuwe nodig. Het idee een ander aan te moeten schaffen had me lange tijd verafschuwd, maar nu de rafelranden van die oude jas in toenemende mate de aandacht van passanten begonnen te trekken, moest ik wel.
Terwijl ik zo langs die eindeloze rekken gedragen kledingstukken slenterde vulde een geur van olie en leer mijn neusgaten. Ik liep in het museum van de mens. Ineens viel mijn oog op een halflange, zwarte leren jas waarvan de glimmende rij goudkleurige knopen erop mijn aandacht trok. Nadere inspectie leerde me dat ze met een scheepsanker, compleet met touw, versierd waren.

Toen ik die kurkdroge jas aantrok kraakte hij zachtjes waardoor hij uit een diepe winterslaap leek te ontwaken: de tijd voor een nieuw leven was aangebroken.

Om de barre kou op een schip te kunnen weerstaan was de jas dik gevoerd. In die voering trof ik een verschoten label aan waarop ik met moeite de naam “Torgny Soderholm”, kon lezen.

"Torgny Soderholm", herhaalde ik zachtjes. Beelden van ruwe, grijze zeeën met hoog opspattende schuimkoppen en de winderige verlaten kades van een verre, noordelijke havenstad aan trokken aan me voorbij. Zelfs de geur van een geteerd houten dek diende zich aan.
De jas zat als gegoten en kostte bijna niets en toen ik weer buiten stond blonken de koperen knopen, ondanks het wanende daglicht, als heldere sterren.

Thuis gekomen kwam de jas echter pas werkelijk tot leven. Hij was het middelpunt in mijn kamer. Door de niet aflatende regen was hij vanaf het moment dat ik het pakhuis verlaten had, finaal schoongespoeld zodat het pakhuisstof en zelfs de vaalwitte zoutafzettingen die als marmeren aders over de jas hadden gelopen volkomen waren weggewassen.

Vanwege zijn stugheid kon de jas zonder ondersteuning rechtop kon blijven staan.
Tijdens het eten kon ik mijn ogen niet van de jas afhouden. Er brak een tomeloze stroom van gedachten en gevoelens in mij los.

Uiteindelijk nam ik het besluit om naar havenstad Y af te reizen.

In de nauwe straten en steegjes van havenstad Y onderstreepte het harde holle geluid van mijn voetstappen de eenzaamheid.

In havenstad Y striemde regen de lege straten en rijkelijk gevulde plassen noopten mij tot een voorzichtige tred. Natte kadestenen glommen in het lantaarnlicht maar mijn jas bood me goede bescherming tegen deze barre weersomstandigheden.
Een roep van een late meeuw hield een belofte in. Een belofte van onbekende toekomst.

Ik keek de meeuw na totdat hij in het opkomende duister verdwenen was. De lage toon van een verre scheepstoeter versterkte mijn onbestemde gevoelens.
Tegen de praktisch donkere hemel tekenden zich groteske donkere silhouetten van schepen af; donkere gedaanten die vroeg of laat naar overzeese bestemmingen zouden vertrekken.

Achter ramen van de havenkroeg, die zo beslagen waren dat de condensdruppels er in stroompjes vanaf liepen, maakten de mensen plezier. Vrolijkheid waarvan ik duidelijk geen deelgenoot was.

Ik streek met mijn hand door mijn lange natte haar.
De havenhoofden en de kades verdwenen echter langzamerhand. De laatste kademuur waarop ik liep daalde steil af en maakte onverwacht plaats voor een breed zandstrand. Het wilde zeewater dat ik tussen het basaltblokken van de kademuren had horen klotsen was naar kalme, in het zand uitlopende, golven getransformeerd.

Het strandzand dempte mijn tred, ook al wilde ik sneller. De elementen wisten hier beter dan in de haven hun wil aan mij op te leggen.

Uit de donkere wolkenflarden boven mij dook ineens een mysterieuze maan op.

Ook de wind en regen die mij al sinds mijn aankomst in de havenstad Y onophoudelijk hadden aangevallen namen plotseling af.
Waar liep ik naar toe? Waar leidden mijn gevoelens mij ?
Ik keek naar het enorme uitspansel boven mij waar de wolken inmiddels helemaal verdwenen waren en zag daarin de Melkweg als een gigantische, op zijn kant liggende kroonluchter als middelpunt.

Ik voelde een groot verlangen om me in het zand te vleien en dit schouwspel gade te slaan
Mijn oog viel op de zee, waar een opvallend licht verschenen was. Het was nog tamelijk ver maar ik  zag direct dat het geen gewoon licht was
Het zilveren pad van maanlicht dat zich op de nu kalme zee had gevormd, danste vrolijk heen en weer en het geluid van aanrollende golven smoorde in een zacht gerinkel van schelpen op het strand.

Een onverklaarbare rust daalde over het landschap neer.
Ik keek weer naar de lichten op zee en tot mijn verbazing waren die inmiddels dichtbij gekomen. Al snel onderscheidde ik de contouren van een 17e eeuwse driemaster in vol zeil.

Gespannen keek ik naar dit spookachtige schip dat nu recht voor mij op de door de maan belichte zee dreef.
Plotseling klonken er menselijke stemmen over het water en ook hoorde ik het regelmatige geluid van roeispanen die door het water gingen. Niet lang daarna verscheen er een sloep uit het halfduister met aan weerszijden roeiers.
Voorop stond een figuur die een lantaarn voor zich uitgestrekt hield.
Duidelijk kon ik nu de 17 eeuwse witte linnen kleding van een deel van de bemanning zien.

Dichterbij gekomen gaf de man een kort bevel waarna de roeiers onmiddellijk ophielden met roeien en hun roeispanen kaarsrecht omhoog hielden.

Geluidloos gleed de boot door het zilveren maanlicht op het strand aan.
De man voorin keek naar mij.

“Wie bent u?”, riep hij, terwijl hij met zijn lantaarn mijn richting op scheen.

Ik aarzelde.

“Wie bent u?”, klonken zijn woorden opnieuw, gebiedender.

Opnieuw voelde ik een maalstroom van gevoelens en gedachten.

“Torgny Soderholm”, sprak ik.

De roeiboot had nu bijna bij het strand bereikt.
“Torgny Soderholm”, zei ik luider.

Vanuit de boot klonk ineens een instemmend gemompel.
Snel knoopte ik mijn jas dicht en wachtte op het juiste moment af om de boot in te springen.

Ik maakte me klaar om het bevel over te nemen.