De Reiger

Als ik mijn huis uitstap en de hoek om sla, dan staat daar altijd een reiger. Deze reiger wacht. Hij wacht op oud brood van een dikke kale buurman.

Doodstil staat de reiger. Het eindeloos turen naar vissen in de vrije natuur is vervangen door het eindeloos wachten op brood. Hij beweegt zelfs niet als ik er met mijn fiets langs rijdt. Hij staat daar gewoon in de motregen op dinsdagmorgen, als een onregelmatig uitgelopen grijze druipkaars, te wachten op een verschimmeld stuk oud brood zonder beleg, uit de de handen van een door alle menselijke standaarden gezakte buurman.

Maar ik weet, ik weet gewoon dat er in dat vogelhoofd de prachtigste vergezichten van de mooiste velden ter wereld gegrift staan. Oneindige rietvelden die nooit door mensenogen aanschouwt zijn of aanschouwd zullen worden en waar de zon altijd rood ondergaat. Die beelden staan in het geheugen van de reiger.  Deze reiger weet hoe het voelt om in een stille zomersloot te staan waar de ochtenddampen dansen en waar als ze opgetrokken zijn zich het langste visbanket ter wereld aandient.

Ik weet zeker dat deze reiger zijn onzichtbaar opgevouwen vleugels direct weer gaat uitslaan, om zo in de wijde hemellucht omhoog te gaan. Door de grijze motregen zal hij snel heen zijn en hij zal de dinsdagochtend stad in een mum van tijd achter zich hebben gelaten. Hij zal onherroepelijk het blauwe uitspansel achter de wolken bereiken en ons stedelingen ver achter zich te laten. Hij zal ongerepte velden en landen bereiken. Hij zal....

Toe! Ga!